Schriftstudies.tk
Jesaja, hoofdstuk 17 – Een toelichting vanuit de gematria

Jesaja en de Assyriër

 

Attentie: In deze studie wordt vooral volgens het gematriabeginsel geredeneerd.

 

Inleiding

Js 17:1-3

Js 17:4-6

Js 17:7-9

Js 17:10-12

Js 17:13-14

Js 17:12-14

Jesaja 10:5-34 

Jesaja 37 

2 Koningen 19

 

Inleiding

 

In de meeste commentaren op hoofdstuk 17 van Jesaja gaat men er vanuit dat het daarin aangekondigde oordeel over Damaskus in de 8ste eeuw voor onze tijdrekening werd voltrokken. Dat zou de enige vervulling van deze profetie zijn geweest. Maar niet alle Bijbelkenners huldigen dat standpunt.

In zijn commentaar op dit hoofdstuk schreef Arno Gaebelein:

 

Damascus was the ancient city of Syriamentioned for the first time in Genesis 15.

Syria and Ephraim had made common cause against the House of David.

Tiglath-pileserKing of Assyriaexecuted the judgment upon Damascus and made of it ruinous heap.

But the judgment is also future.

And the enemies of Israelwhich trouble his peoplewill be troubled in that day.

It is a solemn word with which this chapter closes >> This is the portion of them that spoil us, and the lot of them that rob us.

 

Een andere bekende Bijbelcommentator, the late Ray Stedman, plaatste de vervulling van de profetie uitsluitend in de toekomst >>

 

An oracle concerning Damascus.
BeholdDamascus will cease to be a city, and will become a heap of ruins.
Her cities will be deserted for ever; they will be for flockswhich will lie down, and none will make them afraid
 (Isaiah 17:1-2 RSV).

 

That has not yet been fulfilled. The infallible Word of God says that Damascus, a large and very old city, ultimately will be destroyed. We are not told how or when this will happen but it will happen, as the Word of God declares

 

Zelf zijn wij het volkomen met Stedman eens; alles in Jesaja 17 is nog toekomstig.

Verder blijkt het zeer lonend te zijn om het gematriabeginsel op de inhoud van het hoofdstuk toe te passen, t.w.:

 

Jesaja 17:1-3

  

Js 17:1

De formele uitspraak tegen Damaskus: „Zie! Damaskus weggedaan zodat ze geen stad meer is, en ze is een puinhoop geworden, een afbrokkelende bouwval.

Alternatieve weergaven >>  

 

Uitspraak tegen Damaskus: Luister! Damaskus zal geen stad meer zijn, het zal een puinhoop en een ruïne worden.

 

De Godsspraak over Damascus. Zie, Damascus wordt weggenomen, zodat het geen stad meer is: het wordt een puinhoop, een bouwval.

 

2616

Js 17:2

De steden van Aroër die zijn achtergelaten, worden louter plaatsen voor kudden, waar ze werkelijk neerliggen, zonder dat iemand [ze] doet beven.

De steden van Aroër zullen verlaten worden. Het worden plaatsen waar kudden uitrusten en waar ze voor niemand bang zijn.

 

Verlaten liggen de steden van Aroër, zij zijn voor de kudden, die er legeren zonder dat iemand ze opschrikt.

 

2772

Js 17:3

En de versterkte stad is verdwenen uit Efraïm, en het koninkrijk uit Damaskus; en die van Syrië overblijven, zullen net als de heerlijkheid van de zonen van Israël worden, luidt het woord van YHWH der legerscharen.

Vestingsteden zullen uit Efraïm verdwijnen en het koninkrijk uit Damaskus. Wie overblijven van Syrië zullen verdwijnen, net als de glorie van de Israëlieten, verklaart YHWH van de legermachten.

 

Dan verdwijnt de vesting uit Efraim en het koningschap uit Damascus en de rest van Aram; het zal met hen gaan als met de heerlijkheid der Israëlieten, luidt het woord van YHWH der heerscharen.

 

4136

 

Opgeteld 2616+2772+4136 leveren deze eerste drie verzen de GW (getalswaarde) 9524 op, en in de hele Schrift wordt die GW uitsluitend aangetroffen in Mattheüs 28:1 >> Na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria naar het graf kijken.

 

In Lukas 24:1 treffen we een parallelverslag aan >> Op de eerste dag van de week echter, vroeg in de morgenstond, kwamen zij bij het graf terwijl zij de specerijen droegen die zij hadden bereid.
De GW van die tekst is 10069, een GW die correspondeert met Op 21:10, waar we lezen over de Bruid, de Vrouw van het Lam >> En hij voerde mij in geest weg op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige Stad Jeruzalem neerdalend uit de hemel vanaf God.

 

Overigens loont het de moeite ook de GW van dat belangrijke eerste vers - De formele uitspraak tegen Damaskus: Zie! Damaskus weggedaan zodat ze geen stad meer is, en ze is een puinhoop geworden, een afbrokkelende bouwval - in aanmerking te nemen, t.w. 2616. Die GW wordt verder nog slechts aangetroffen in Psalm 76:5 >>

Interessant is de totale GW van de vv 1 tm 6 >>

 

Ps 76:1

God is bekend in Juda; in Israël is zijn naam groot.

2887

Ps 76:2

In Salem is zijn tent, en zijn woning in Sion.

1225

Ps 76:3

Daar verbrak hij de vlammende pijlen van de boog, het schild en het zwaard, en de strijd. Sela.

2770

Ps 76:4

Gij zijt omhuld met licht, majestueuzer dan het roofgebergte.

1622

Ps 76:5

De stoutmoedigen zijn met geweld geplunderd; zij zijn in slaap gedommeld. En geen der dappere mannen heeft zijn handen gevonden. 

2616

Ps 76:6

Vanwege uw bestraffing, o God van Jakob, zijn zowel de wagenmenner als het paard in een dodelijke slaap gezonken.      

1615

Totaal 10135

 

De GW 10135 komt overeen met die van Dt 31:29. Met een verwijzing naar de Eindtijd kondigde Mozes aldaar het volgende voor het volk van Israël aan:

 

Want ik weet heel goed dat jullie na mijn dood zonder mankeren verderfelijk zullen handelen.

Jullie zullen beslist afwijken van de weg waaromtrent ik jullie geboden heb.

En op het einde der dagen zal jullie stellig rampspoed overkomen, omdat jullie zullen doen wat kwaad is in de ogen van YHWH, door hem met de werken van jullie handen te krenken.

 

Het tweede deel van deze Psalm is overigens ook interessant >>

 

Ps 76:6

Vanwege uw bestraffing, o God van Jakob, zijn zowel de wagenmenner als het paard vast in slaap gevallen. 

1615

Ps 76:7

Gij — vrees inboezemend zijt gij en wie kan voor u standhouden wegens de sterkte van uw toorn?  

1588

Ps 76:8

Vanuit de hemel deedt gij de wettelijke strijd horen. De aarde zelf vreesde en hield zich stil. 

2236

Ps  76:9

Toen God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te redden. Sela.

1686

Ps 76:10

Want zelfs de woede van de mens zal u prijzen; met het overige woeden zult gij u omgorden.

2923

Ps 76:11

Doet geloften en betaalt aan YHWH, jullie God, jullie allen die rondom hem zijn. Dat zij in vrees een geschenk brengen.

1595

Ps 76:12

Hij zal de geest der leiders vernederen. Vreesinboezemend is hij voor de koningen der aarde.

1311

 

GW 11339 ≈≈ 1Ko 15:29 >> Wat zullen anders zij doen die voor de doden gedoopt worden? Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden, waarom worden zij dan nog voor hen gedoopt?

 

Als er van opstanding geen sprake zou zijn waarom lieten dan in Paulus’ tijd sommigen zich plaatsvervangend dopen voor anderen, wellicht voor dierbare familieleden die reeds gestorven waren voordat zij de gelegenheid hadden gekregen om het Evangelie te horen en tot geloof in Gods Zoon te komen? Paulus gaat hier niet met nadruk betogen dat het om een onschriftuurlijke praktijk ging - wat uiteraard het geval was. Maar ook een bijgelovig gebruik kon hij dienstbaar maken aan zijn argumentatie >> De zekerheid van de opstanding.

 

Overigens treffen we in Jeremia 49 nog een andere passage aan over de toekomstige ondergang van Damaskus >>

 

Jr 49:23

Aangaande Damaskus: Hamath en Arpad zijn beschaamd geworden, want een slecht bericht hebben ze gehoord. Ze zijn uiteengevallen. In de zee is angstige bezorgdheid; ze kan niet rustig blijven.

3337

Jr 49:24

Damaskus heeft de moed verloren. Ze is op de vlucht geslagen, en louter paniek heeft haar bevangen. Ja, benauwdheid en weeën hebben haar aangegrepen, zoals bij een barende vrouw.

3061

Jr 49:25

Hoe komt het dat de roemrijke stad niet verlaten is, de stad van uitbundige vreugde?

2232

Jr 49:26

Daarom zullen haar jonge mannen vallen op haar openbare pleinen, en al de krijgslieden zullen op die dag tot zwijgen worden gebracht, luidt het woord van YHWH der legerscharen.

2380

Jr 49:27

En ik wil een vuur ontsteken op de muur van Damaskus, en het zal stellig de woontorens van Ben-Hadad verslinden.

2536

 

De totale GW van die vijf verzen bedraagt 13546, wat overeenkomt met de GW van Hn 13:8 >>

Maar Elymas, de tovenaar - zo wordt zijn naam in feite vertaald - ging hen tegenwerken en probeerde de proconsul van het geloof af te keren. 

Naar de toekomst toe laat ons dat zien dat de ondergang van Damaskus kennelijk zal geschieden ten tijde van demoneninvloed. Daarbij denken we dan uiteraard aan het verschijnen van de demonische Antichristelijke Eindtijdmacht, de tegenbeeldige Assyriër! 

 

Mochten de gebeurtenissen zich ontvouwen zoals hierboven is aangegeven, dan lijkt het onwaarschijnlijk dat Damaskus nog vóór de Opname van de Gemeente wordt verwoest. De tegenbeeldige Assyriër kan immers pas verschijnen ná de Opname!

 

Een andere, zeer bekende profetie, die in eerste instantie naar Palmzondag 33 AD verwijst, maar pas werkelijk op de Helft van de 70ste Jaarweek vervuld zal worden, is Zacharia 9:9-11 >>

 

Zc 9:9

Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het jong van een ezelin.

4833

Zc 9:10

En ik zal stellig [de] strijdwagen afsnijden uit Efraïm en [het] paard uit Jeruzalem. En de strijdboog moet afgesneden worden. En hij zal werkelijk vrede spreken tot de Heidenvolken; en zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee en van de Rivier tot de einden der aarde.

5686

Zc 9:11

Ook gij, [o vrouw,] door het bloed van uw Verbond wil ik uw gevangenen heenzenden uit de put waarin geen water is.

2578

 

Totaal GW 13097Lk 24:21 >> Wij echter hoopten dat hij degene was die Israël zou verlossen; maar met dit alles is het nu de derde dag sinds deze dingen geschied zijn.

 

We kunnen Zc 9:9 echter ook in de onderstaande combinatie van vv lezen >>

 

Zc 9:8

En ik wil mij als een voorpost voor mijn huis legeren, zodat er niemand zal zijn die doortrekt en niemand die terugkeert; en er zal geen taakoplegger meer door hen heen trekken, want nu heb ik met mijn ogen gezien.

3908

Zc 9:9

Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! jullie koning komt tot jullie. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het jong van een ezelin.

4833

Zc 9:10

En ik zal stellig [de] strijdwagen afsnijden uit Efraïm en [het] paard uit Jeruzalem. En de strijdboog moet afgesneden worden. En hij zal werkelijk vrede spreken tot de Heidenvolken; en zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee en van de Rivier tot de einden der aarde.

5686

 

GW 3908 + 4833 + 5686 = 14427 ≈≈ Lk 12:46 >>

[Indien die slaaf echter in zijn hart zou zeggen: Mijn heer talmt te komen, en zou beginnen de knechten en de dienstmeisjes te mishandelen, te eten en ook te drinken en dronken te worden] zal de heer van die slaaf komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een uur dat hij niet kent, en hij zal hem ten strengste straffen en hem het lot der trouwelozen doen delen.

 

Zowel het Zacharia fragment als Lukas 12 zijn duidelijk beide Eindtijdgericht.

Dat houdt ondermeer in dat de gebeurtenis op Palmzondag 33 AD als ‘voorproef’ diende.

 

 

Jesaja 17:4-6

 

Js 17:4

En het zal geschieden op die dag dat de heerlijkheid van Jakob gering zal worden, en zelfs de vetheid van zijn vlees zal mager worden.

1525

Js 17:5

En het zal geschieden dat wanneer de oogster het staande koren inzamelt en zijn eigen arm de aren oogst, dan moet hij worden als iemand die aren leest in de laagvlakte van Refaïm.

2959

Js 17:6

En er zal een nalezing in overblijven zoals bij het afslaan van de olijfboom: twee [of] drie rijpe olijven in de top van de tak; vier [of] vijf aan de vruchtdragende grote takken ervan, luidt het woord van YHWH, de God van Israël.

5870

 

De optelling 1525 + 2959 + 5870 leidt tot GW 10354.

Die GW (10354) komt overeen met Lukas 11:4

En vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven ieder die ons schuldig is. En breng ons niet in verzoeking.

Zie ons commentaar op Lukas 11:1-4, het zogenaamde modelgebed dat Yeshua zijn discipelen leerde. Ook voor de Joden van de Eindtijd zullen de daarin vervatte beden zeer leerzaam zijn.

 

Lukas 16:4 heeft eveneens de GW 10354.

Ik weet wat ik zal doen, opdat, wanneer ik uit het beheer wordt gezet, zij mij in hun huizen opnemen.

Zie svp ons commentaar op het ook weer voor Joodse mensen belangrijke thema De kwestie van het Beheer.

 

Overigens is vers 6 op zich in deze passage al zeer onthullend: Zoals op veel andere plaatsen in Gods Woord wordt aangegeven zal van Israël – ook gesymboliseerd door de Olijfboom - nog slechts een Rest overblijven: En er zal een nalezing in overblijven zoals bij het afslaan van de olijfboom. Dienaangaande is de GW van dit vers (6) op zich reeds veelbetekenend >> 5870, overeenkomend met 2 Th 2:12 >>  Opdat allen geoordeeld worden, zij die geen geloof stelden in de waarheid maar behagen schepten in de ongerechtigheid.

 

Jesaja 17:7-9

 

Js 17:7

Op die dag zal de mens de blik richten op zijn Maker, en zijn eigen ogen zullen met gespannen aandacht zien naar de Heilige Israëls.

2791

Js 17:8

En hij zal niet zien naar de altaren, het werk van zijn handen; en naar wat zijn vingers hebben gemaakt, zal hij niet met gespannen aandacht kijken, noch naar de heilige palen of naar de reukwerktafels.

3796

Js 17:9

Op die dag zullen zijn vestingsteden worden als een geheel verlaten gebied in het woud, ja, de tak die zij geheel verlaten hebben vanwege de zonen van Israël; en het moet een verlaten woestenij worden.

3969

 

GW 10556 (2791+3796+3969). Komt overeen met Mt 12:35

 

De goede mens brengt uit de goede schat goede dingen voort, en de goddeloze mens brengt uit de goddeloze schat goddeloze dingen voort.

 

Alsook met Hb 4:4

 

Want hij heeft ergens over de zevende [dag] aldus gezegd: "En God rustte op de zevende [dag] van al zijn werken".

Voor Israël geldt in dit verband nog altijd Psalm 95 >> 

Heden, als jullie zijn stem horen, verhardt jullie harten niet. 

Zie ons commentaar op het Schriftdeel Gods Rust in Hebreeën, hoofdstuk 4.

 

Overigens schijnen de eerste twee vv. (7 en 8) nog een vervolg te zijn op vers 6, waar gezinspeeld werd op het Joodse Overblijfsel van de Eindtijd. De GW tezamen is 6587 (2791 + 3796), overeenkomend met

Mr 10:20  >> De man zei tot hem: Leraar, dat alles heb ik van mijn jeugd af in acht genomen.

en Hn 3:17 >> En nu, broeders, ik weet dat jullie in onwetendheid hebben gehandeld, evenals jullie  regeerders.

 

Jesaja 17:10-12

 

Js 17:10

Want gij hebt de God van uw redding vergeten; en aan de Rots van uw vesting hebt gij niet gedacht. Daarom plant gij aangename plantingen, en met de rank van een vreemde bezet gij ze.

4952

Js 17:11

Op de dag moogt gij uw planting zorgvuldig omheinen, en in de morgen moogt gij uw zaad doen uitspruiten, [maar] de oogst zal stellig vlieden op de dag der krankheid en ongeneeslijke smart.

3529

Js 17:12

Wee, een rumoer van vele volken, die onstuimig zijn als met de onstuimigheid der zeeën! En het gebruis van nationale groepen, die een lawaai maken net als het gebruis van geweldige wateren!

2826

 

GW 11307 (4952+3529+2826).

Komt overeen met 1Ko 11:28, waar - in samenhang met het Avondmaal van de Heer - naar het Nieuwe Verbond wordt verwezen dat op de helft van de 70ste Jaarweek met Israël zal worden gesloten:

 

Maar laat een mens zichzelf beproeven en laat hij aldus van het brood eten en van de beker drinken.

 

Zie ons commentaar op 1Ko 11:17-29.

 

Alsook met Titus 1:9

Zich vasthoudend aan het naar de [ware] leer betrouwbare Woord, opdat hij in staat is zowel door de gezonde leer te bemoedigen als de tegensprekers terecht te wijzen.

 

Overigens is vers 12 op zich heel interessant: Wee, een rumoer van vele volken, die onstuimig zijn als met de onstuimigheid der zeeën! En het gebruis van nationale groepen, die een lawaai maken net als het gebruis van geweldige wateren!

Heel duidelijk een profetische verwijzing naar de stand van zaken in de wereld tijdens de laatste, 70ste, Jaarweek voor Israël. De GW (2826) zien we dan ook – niet zonder verrassing – terug in Js 10:10 >> Zoals mijn hand wist te vinden de koninkrijken van de afgoden, hoewel hun beelden die van Jeruzalem en die van Samaria overtreffen.

 

Zie verder onder Jesaja 10:5-34.

 

Jesaja 17:13-14

 

Js 17:13

De nationale groepen zullen een lawaai maken net als het gebruis van vele wateren. En Hij zal het stellig bestraffen, en het moet ver weg vlieden en worden opgejaagd als het kaf der bergen voor een wind uit; en als een wervelwind van distels voor een stormwind uit.

3490

Js 17:14

Ten tijde van de avond, ziedaar! plotselinge verschrikking. Vóór de morgen — het is er niet meer. Dit is het deel van hen die ons plunderen, en het lot dat degenen toebehoort die ons uitplunderen.

2489

 

GW 5979 (3490+2489). Komt overeen met Ex 29:2; 2Kr 35:15.

En in de Griekse Geschriften met

 

Jh 13:15

Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb.

 

en 2Tm 4:20

Erastus bleef in Korinthe; Trofimus liet ik echter ziek achter in Milete.

 

 

Jesaja 17:12-14

 

Overigens lijkt het drietal laatste verzen (12 tm 14) op zichzelf ook een eenheid te vormen.

Wanneer we dat doen, verkrijgen we de GW 8805 (2826+3490+2489), en die GW komt overeen met Mt 12:12 >> 

 

Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Daarom is het geoorloofd op de sabbat een goede daad te doen.

 

Voor Joodse mensen zeer zeker een grote uitdaging! Zij kunnen alsnog heel veel leren uit het onderwijs van hun ware Masjiach!

 

Alsook met Mr 5:33 >> De vrouw nu, bevreesd en bevende, wetende wat met haar was geschied, kwam en wierp zich voor hem neer en zei hem de volle waarheid.

 

We citeren nogmaals >>

 

12 Wee, een rumoer van vele volken, die onstuimig zijn als met de onstuimigheid der zeeën! En het gebruis van nationale groepen, die een lawaai maken net als het gebruis van geweldige wateren!

13 De nationale groepen zullen een lawaai maken net als het gebruis van vele wateren. En Hij zal het stellig bestraffen, en het moet ver weg vlieden en worden opgejaagd als het kaf der bergen voor een wind uit; en als een wervelwind van distels voor een stormwind uit.

14  Ten tijde van de avond, ziedaar! plotselinge verschrikking. Vóór de morgen — het is er niet meer. Dit is het deel van hen die ons plunderen, en het lot dat degenen toebehoort die ons uitplunderen.

 

Maar in deze passage schuilt nog veel meer dat voor het gehele Israël Gods waardevol is!

Er is namelijk sprake van een opvallende link met het Estherverhaal.

En dat is op zich zeker niet vreemd. Waarom niet?

Omdat we ons hier bevinden in hoofdstuk 17 van Jesaja en het Boek Esther deel uitmaakt van van Spaak 17 in het Bijbelwiel, t.w.

 

פ  (Boek 17) Esther – (Boek 39)  Maleachi – (Boek 61)  2 Petrus

 

De 17e letter van het Hebreeuwse alfabet (פ, Pee) is dan ook in het Boek Esther prominent aanwezig, onder meer in het woord Pur, meervoud Purim.

Kenmerkend voor Spaak 17 is ook Yeshua’s paroesie (Grieks: παρουσια), zijn tegenwoordigheid, een term die eveneens aanvangt met de letter Pee. In Twee Petrus maakt de apostel met nadruk melding van Jezus’ paroesie wanneer hij zijn (Joodse) lezers attendeert op de bijzondere ervaring die hijzelf, tezamen met de twee andere prominente apostelen - Johannes en diens broer Jakobus - had tijdens het Transfiguratievisioen. 

Maar omdat er met elke ‘spaak’ in het Bijbelwiel betekenisvolle hoofdstukken verbonden zijn in andere Bijbelboeken die hetzelfde nummer hebben (in dit geval dus 17) verwondert het ons niet dat Mattheüs het verslag daarvan optekende in hoofdstuk 17 van zijn Evangelie.

 

Maar nu alle aandacht voor vers 12 >>

 

Wee, een rumoer המון [Strongnr 1995)  van vele volken, die onstuimig zijn יהמיון [Strongnr 1993)  als met de onstuimigheid יהמיון [Strongnr 1993) der zeeën! En het gebruis van nationale groepen, die een lawaai maken net als het gebruis van geweldige wateren!

 

De Joden hebben vanouds een verband gelegd tussen het Estherverhaal en dit Schriftdeel in Jesaja 17.

In de eerste zin van vers 12 vertoont het woord המון [Strongnr 1995) namelijk veel gelijkenis met de naam Haman המן [Strongnr ] en is het woord יהמיון [Strongnr 1993) aanleiding geworden om bij de herdenking van het Purim veel lawaai te maken.

Elk jaar, op 14 Adar wordt door Joodse mensen herdacht hoe hun voorouders op die datum aan de moordzuchtige machinaties van Haman ontkwamen.

 

Zie ook het (Engelse) commentaar van de Bible Wheel site op de vv 12 tm 14 >>

God’s Lot for His Enemies Isaiah 17

 

Jesaja 10:5-34

 

Terwijl in Jesaja 17 in toekomstige zin over Damascus geprofeteerd wordt - in de Eindtijd zal die stad tot een ruïne vervallen - werd al eerder in Jesaja, in hoofdstuk 10, op die ramspoed gedoeld als reeds in het verleden liggend.

In dat hoofdstuk wordt namelijk naar de Assyriër verwezen, of kortweg Assyrië, de Antichristelijke Macht van de Eindtijd, die – duidelijk in demonische grootspraak – prat gaat op Damaskus’ ondergang; onder zijn leiding geschied door zijn vorsten:

 

Js 10:5-7

5  Ah Assyrië, roede voor mijn toorn; en staf in hun hand [in] mijn verontwaardiging.  

6  Op een afvallige natie zal ik hem afsturen, en tegen het volk [Israël] van mijn verbolgenheid zal ik hem bevel geven, om veel buit te nemen en om veel roofgoed te nemen en om het te vertrappen als slijk op straat.  

 Hoewel hij het niet zo bedoelt, zal hij zich geneigd voelen. Want het leeft in zijn hart om te verdelgen en om natiën af te snijden – niet weinig!  

 

GW 9023 ≈ 1Ko 10:4

En allen [Israël in de wildernis] dronken dezelfde geestelijke drank; want zij plachten te drinken uit een geestelijke rots die [hen] volgde. De rots nu was de Messias.

 

Js 10:8-11

8  Want hij zegt:

Zijn mijn vorsten niet allemaal koningen?  

9  Is het Kalno niet vergaan als KarchemisHamath als ArpadSamaria als Damaskus?  

10  Zoals mijn hand wist te vinden de koninkrijken van de afgoden, hoewel hun beelden die van Jeruzalem en die van Samaria overtreffen;

11  zoals ik gedaan heb met Samaria en zijn afgoden – zou ik zo niet doen met Jeruzalem en haar afgodsbeelden?  

 

GW 9900 ≈ 1Kn 7:41, verwijzend naar de bouw van Salomo’s tempel >>

De twee zuilen, de twee bollen der kapitelen op de top der zuilen, de twee vlechtwerken om beide bollen der kapitelen op de top der zuilen te bedekken.

 

Js 10:12

Het zal gebeuren, zodra YHWH heel zijn werk op de berg Sion en in Jeruzalem voltooid heeft, dat ik de vrucht van de trots van de koning van Assyrië en de glans van zijn hooghartige oogopslag zal vergelden.  

 

GW 4944 ≈ Jh 15:14

Jullie zijn mijn vrienden, indien jullie doen wat Ik jullie gebied.

 

Js 10:14

Ja, mijn hand greep naar het vermogen der volken als naar een vogelnest, en zoals men verlaten eieren opraapt, raapte ik de ganse aarde weg, en er was niet een die een vleugel verroerde, de snavel opendeed of piepte.

 

GW 3653 ≈ Ez 24:8 en Hk 3:14

 

Ten einde woede te doen opkomen voor het voltrekken van wraak, heb ik haar bloed [van opstandig Jeruzalem] op het glanzende, kale oppervlak van een steile rots gedaan, opdat het niet bedekt wordt.

 

En

 

Met zijn eigen staven hebt gij [het] hoofd [de vijandelijke demonische macht] van zijn krijgslieden doorboord [toen] zij aanstormden om mij te verstrooien. Hun uitgelaten gejubel was als van hen die eropuit zijn een ellendige in een schuilplaats te verslinden.

 

Js 10:14

Ja, mijn hand greep naar het vermogen der volken als naar een vogelnest, en zoals men verlaten eieren opraapt, raapte ik de ganse aarde weg, en er was niet een die een vleugel verroerde, de snavel opendeed of piepte.

 

3653

Js 10:15

Zal de bijl zich verheffen boven degene die ermee hakt, of de zaag zich grootmaken boven degene die haar heen en weer beweegt, alsof de staf degenen die hem opheffen heen en weer bewoog, alsof de stok hem ophief die geen hout is?

 

4208

 

GW 7861 ≈≈ Lk 11:6 >> In context lezen we:

5  En hij zei tot hen: Wie van jullie zal een vriend hebben en zal te middernacht naar hem toe gaan en tot hem zeggen: Vriend, leen mij drie broden, een vriend van mij is namelijk op zijn reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.

 

Js 10:15-19

 

15  Zal de bijl zich verheffen boven degene die ermee hakt, of de zaag zich grootmaken boven degene die haar heen en weer beweegt, alsof de staf degenen die hem opheffen heen en weer bewoog, alsof de stok hem ophief die geen hout is?

16  Daarom zal de Heer, YHWH der legerscharen, over zijn vetgemesten een wegterende ziekte blijven zenden, en onder zijn heerlijkheid zal een brand blijven wegbranden als de brand van een vuur.

17  En Israëls Licht moet een vuur worden, en zijn Heilige een vlam; en het moet oplaaien en op één dag zijn onkruid en zijn doornbossen verteren. 

18  En de heerlijkheid van zijn woud en van zijn boomgaard zal Hij tot een eind brengen, ja, van de ziel af tot zelfs het vlees toe, en het moet worden als het wegteren van iemand die ziekelijk is.

19  En de rest van de bomen van zijn woud — die zullen dusdanig in aantal worden dat zelfs een knaap ze zal kunnen opschrijven.

 

GW 15047 ≈ Hn 18:25

Deze  [Apolloshad mondeling onderricht ontvangen in de weg van de Heer en, vurig van geest zijnde, sprak hij en gaf nauwkeurig onderwijs over de dingen die op Jezus betrekking hadden, ofschoon hij alleen met de doop van Johannes bekend was.  

 

Js 10:20-23

 

20  En het zal te dien dage geschieden, dat de Rest [sjear] van Israël en wat van Jakobs huis ontkomen is, niet langer zullen steunen op hem die hen sloeg, maar in waarheid steunen zullen op YHWH, de Heilige Israëls.

 

Op zich heeft dit vers al een bijzondere GW, t.w. 5171, corresponderend met die van Esther 9:14 >>

De koning beval dat aldus geschieden zou en een wet werd in Susan uitgevaardigd en de tien zonen van Haman werden opgehangen.

Zie: Redding uit een zekere ondergang

 

21  Een Rest [sjear] zal terugkeren, het overblijfsel [sjear] van Jakob, tot de sterke God.

 

YHWH God doet altijd wat hij aankondigt. Hij zal - en heeft dat ook gedaan – etnisch Israël rekenschap vragen. Maar na toediening van correctie volgt genezing. Hoe kan dat? Vanwege het Overblijfsel principe. Er resteert altijd – ook in de Tijd van het Einde - een goed deel van Israël. Dat is de grondslag waarom er genezing, herstel, kan komen. Voor het slechte deel geldt: Tot een volledig einde is vastbesloten: overvloeiende rechtvaardigheid. Want een volledig einde waartoe vastbesloten is voltrekt de Heer, YHWH der legerscharen, in het midden van het gehele land.  Zie hieronder in vers 23.

 

De naam van één van Jesaja's zonen Sjear-Jaschub [Rest-Terug] wordt hier uitgewerkt in een concrete voorzegging; de naam heeft dubbelzinnige betekenis: Hoopvol voor de Rest die tot God terugkeert en daardoor ontsnapt aan een grote catastrofe die over het onvermurwbare deel komt (Js 7:3).

Voor die Israëlieten ligt derhalve slechts dreiging opgesloten in Rest-Terug: Oordeel in de vorm van rampspoed over het ontrouwe deel, maar herstel en zegen voor de getrouwe Rest.

 

22  Want, al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, slechts een Rest [sjear] onder hen zal terugkeren; verdelging is vast besloten, overvloeiende van gerechtigheid.  

 

Ook van dit vers is de GW het vermelden waard: 2732, corresponderend met die van 1Sm 17:47.

Bij zijn overwinning op de reus Goliath, zei David >>

En deze hele gemeente zal weten dat YHWH niet met zwaard of speer redt, want YHWH behoort de strijd toe, en hij zal jullie [Filistijnen] in onze hand geven.

 

23  Ja, een verdelging die vast besloten is, voltrekt YHWH, de Heer der legerscharen, in het midden van de ganse aarde.

GW van de vv 20 tm 23 >> 11737 ≈ Mr 15:21 en Jk 5:15

En zij presten een voorbijganger om zijn martelpaal te dragen, een zekere Simon van Cyrene, die van het land kwam, de vader van Alexander en Rufus.

en

En het gebed des geloofs zal hem die uitgeput is redden, en de Heer zal hem oprichten; en als hij zonden begaan heeft, zal het hem vergeven worden. 

 

Deze passage - de vv 20 tm 23, waarin de verschijning van een Joods Overblijfsel in de Eindtijd profetisch wordt aangekondigd – blijkt zich bij nadere beschouwing in Jesaja 10, precies te bevinden tussen de twee delen die profetisch geheel handelen over de Antichristelijke Macht van de Eindtijd, de – zacht uitgedrukt – verwaande Assyriër. 

 

Zie de vv 24 tm 33, waarin we moeten constateren dat in vers 24 Gods roede over diens veroordeling - welke na vers 19 even onderbroken leek te zijn – weer in alle profetische hevigheid ‘zwaait’ over de Assyrische Eindtijd Macht. Bijgevolg moet het in dit hoofdstuk (10) aangekondigde Overblijfsel betrekking hebben op de (nu) nog te verschijnen Eindtijd Rest.

 

Jesaja 37

Naar het ons voorkomt wordt de Assyriër, die hier – in Jesaja 10 – nog naamloos blijft, in hoofdstuk 37 wel degelijk bij name genoemd; t.w. Sanherib, de koning van Assyrië.

De laatste drie verzen van dat hoofdstuk luiden >>

 

Js 37:36

Toen ging de engel van YHWH uit en sloeg in de legerplaats van Assyrië 185000 man neer. Toen men vroeg in de morgen opstond, wel, zie, zij allen waren dood, lijken.

3514

Js 37:37

Daarom brak Sanherib, de koning van Assyrië, op en aanvaardde de terugtocht. En hij bleef wonen in Ninevé.

1898

Js 37:38

Nu gebeurde het, toen hij zich neerboog in het huis van Nisroch, zijn god, zijn zonen -Adrammelech en Sarezer - hem neersloegen met het zwaard. Doch zij ontkwamen naar het land Ararat. En zijn zoon Esar-Haddon werd koning in zijn plaats.

5213

Totaal GW 10625 ≈ Op 6:13 >>

 

En de sterren des hemels vielen naar de aarde, zoals een vijgenboom, geschud door een krachtige wind, haar onrijpe druiven afwerpt.

2 Koningen 19

 

2Kn 19:20

Toen liet Jesaja, de zoon van Amoz, aan Hizkia zeggen: Dit heeft YHWH, de God van Israël, gezegd: Het gebed dat gij betreffende Sanherib, de koning van Assyrië, tot mij hebt gericht, heb ik gehoord.

5516

2Kn 19:21

Dit is het woord dat YHWH tegen hem gesproken heeft: De maagdelijke dochter van Sion veracht u, zij bespot u. De dochter van Jeruzalem schudt het hoofd achter u.

4558

2Kn 19:22

Wie hebt gij gehoond en beschimpt? En tegen wie hebt gij [de] stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen de Heilige van Israël!

4789

 

Totaal GW 14863 ≈ Mr 9:2.

Waar we, terugkijkend, verplaatst worden naar het transfiguratietafereel; de vervulling waarvan we mogen verwachten vanaf het midden der 70steJaarweek voor Israël >>

 

Bijgevolg nam Jezus zes dagen later Petrus en Jakobus en Johannes mee en bracht hen een hoge berg op, waar zij geheel alleen waren. En hij onderging voor hun ogen een transfiguratie. 

 

 

-.-.-.-