Jeremia en de
Eindtijd
Attentie: In deze studie wordt vooral volgens het gematriabeginsel geredeneerd.
Jr 1:1 |
De woorden van Jeremia, de zoon van Hilkia, één van de priesters die te Anathoth in het land van Benjamin waren; |
2792 |
Jr 1:2 |
tot wie het woord van YHWH kwam in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda, in het dertiende jaar van zijn regering. |
3151 |
Jr 1:3 |
En het bleef komen in de dagen van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda, tot de voltooiing van het elfde jaar van Zedekia, de zoon van Josia, de koning van Juda, totdat Jeruzalem in ballingschap ging in de vijfde maand. |
5537 |
GW 11480 ≈≈ Mr 11:8
Ook spreidden velen hun bovenklederen uit op de weg, maar anderen kapten gebladerte uit de velden.
Wellicht mogen we uit deze eerste drie verzen concluderen dat het Boek Jeremia profetisch geheel gefocust is op de Tweede helft van de 70ste Jaarweek voor Israël.
Mr 11:8 verwijst immers naar de gebeurtenissen die zich voordeden op ‘Palmzondag’, 9 Nisan 33 AD, toen Yeshua, rijdend op een ezel, zich aan Jeruzalem aanbood als haar Messiaanse koning, ogenschijnlijk als een vervulling van Zc 9:9.
In Lukas 19:29 wordt die gebeurtenis
eveneens verhaald. Maar wat op Palmzondag 33 AD
geen realiteit werd, zal zich alsnog voltrekken op de Helft van de 70ste
Jaarweek voor Israël.
Jr 1:4 |
Het
woord van YHWH nu kwam tot mij: |
575 |
Jr 1:5 |
Eer
ik u vormde in de moederschoot, heb ik u gekend, en eer gij
voortkwaamt uit de baarmoeder, heb ik u geheiligd;
tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld. |
4052 |
Jr 1:6 |
Doch
ik zeide: Ach, Heer YHWH, zie, ik kan niet spreken,
want ik ben jong. |
1571 |
Jr 1:7 |
YHWH
echter zei tot mij: Zeg niet, ik ben jong, want tot een ieder, tot wie ik u
zend, zult gij gaan, en alles wat ik u gebied, zult
gij spreken |
4568 |
Jr 1:8 |
Vrees
niet voor hen, want ik ben met u om u te bevrijden, luidt het woord van YHWH.
|
1671 |
Totaal GW 12437 ≈≈ Mt 21:24 >>
Jezus
antwoordde en zei tot hen: Ik zal u ook een vraag stellen en indien gij mij daarop
antwoord geeft, zal Ik u ook zeggen, krachtens welke bevoegdheid Ik deze dingen
doe.
en Mt 27:22 >>
Pilatus zei
tot hen: Wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeiden
allen: Hij moet aan een paal worden gehangen!
Alsook
Hb 11:32 >>
En wat
zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken als ik uitweid over Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, alsook Samuel en de
profeten.
Jr 2:18 |
Nu
dan, wat voor belang hebt gij om naar Egypte te gaan; om het water van de Nijl
te drinken? En wat voor belang hebt gij om naar Assyrië te gaan; om de wateren van de Eufraat
te drinken? |
5213 |
Jr 2:19 |
Laat
uw eigen slechtheid u tuchtigen en uw eigen daden van ontrouw u
terechtwijzen. Erken dan en zie dat het iets slechts en bitters is dat gij YHWH, uw God, hebt verlaten; en dat er geen vrees voor
mij bij u is, spreekt de Heer, YHWH der legerscharen. |
5344 |
GW 10557 ≈≈ Ez 8:3
Toen
stak hij iets uit dat de vorm van een hand had en nam mij bij een lok van
mijn hoofdhaar, en een geest voerde mij tussen de aarde en de hemel en bracht
mij naar Jeruzalem in de visioenen van God, naar de ingang van de binnenste
poort die op het noorden uitziet, waar de standplaats is van het symbool van
jaloezie dat tot jaloezie prikkelt.
Waarschijnlijk worden ook wij, de lezers, in deze
tekst vooruit geplaatst naar de zeer nabije toekomst, t.w. de Helft van de 70ste
Jaarweek voor Israël.
En Lk 19:29
En het
geschiedde toen hij Bethfage en Bethanië
naderde, tegen de - zoals hij genoemd wordt - Berg der Olijven, dat hij twee
van de leerlingen uitzond.
Hier lezen we over het gebeuren op ‘Palmzondag’, op 9 Nisan van het jaar 33 AD (4035 AM), toen Yeshua Mashiach, rijdend op een ezel, zich aan Israël aanbood als haar Messiaanse koning. Door zijn Joodse tijdgenoten werd hij echter in die hoedanigheid verworpen, wat zelfs tot op de dag van heden heeft voortgeduurd. Zij erkennen niet dat hij op die dag Zc 9:9 in voorlopige zin vervulde >> Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het jong van een ezelin.
Maar die daden
van ontrouw doen Gods voornemen niet teniet. Absoluut niet! Want datgene wat op
Palmzondag 33 AD geen realiteit werd, zal zich alsnog voltrekken op de Helft
van de 70ste Jaarweek.
Maar
ook dan zal de meerderheid der Joden handelen zoals hen hier, in de twee verzen
van Jeremia 2, wordt verweten. In plaats dat het Israël van de Eindtijd haar
toevlucht zal nemen tot YHWH, haar Elohim – uiteraard door tussenkomst van haar
ware Mashiach - zal ze steun zoeken bij de twee bij uitstek Satanische, God
vijandige, wereldse machten. Daarmee vervult ze ook de vv
12 en 13 van Jeremia 2 >>
Ontzet
u hierover, hemelen! En huivert met zeer grote ontsteltenis, spreekt YHWH. Want mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van
levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen; gebroken
bakken, die geen water houden.
Maar
ook al zoudt gij u wassen met
alkali en u grote hoeveelheden loog nemen, uw dwaling zou stellig een smet
zijn voor mijn aangezicht, luidt het woord van de Heer YHWH. |
||
Hoe kunt gij
zeggen: Ik heb mij niet verontreinigd. De Baäls heb
ik niet achternagelopen? Zie uw weg in het dal. Neem nota van wat gij hebt gedaan. Een snelle, jonge wijfjeskameel die
doelloos heen en weer draaft op haar wegen; |
||
een zebra, gewend aan de
wildernis, die in de sterke begeerte van haar ziel de wind opsnuift; wie kan
haar in haar paartijd keren? Allen die haar zoeken, zullen zich niet behoeven af te matten. In haar maand zullen ze haar
vinden. |
GW 13107
≈≈ Op 1:6 >> En hij maakte
ons een koninkrijk, priesters voor zijn God en Vader − aan hem de
heerlijkheid en de macht tot in de eeuwen! Amen!
Maar
of bovenstaande verwijten niet genoeg zijn, verschijnen er verder in Jeremia 2
zelfs vier verzen die, tezamen genomen, naar de
gebeurtenissen verwijzen die zich voordeden in de ‘lijdensweek’ volgend op
Palmzondag van 33 AD , t.w. in de morgen van de dag die naar de avond van 14 Nisan 33 AD zou leiden >>
Jr 2:23 |
Hoe
kunt gij zeggen: ’Ik heb mij niet verontreinigd. De Baäls heb ik niet achternagelopen’? Zie uw weg in het
dal. Neem nota van wat gij hebt gedaan. Een snelle,
jonge wijfjeskameel die doelloos heen en weer draaft op haar wegen; |
5036 |
Jr 2:24 |
een
zebra, gewend aan de wildernis, die in de sterke begeerte van haar ziel de
wind opsnuift; wie kan haar in haar paartijd keren? Allen die haar zoeken,
zullen zich niet behoeven af te matten. In haar maand
zullen ze haar vinden. |
4568 |
Jr 2:25 |
Weerhoud
uw voet ervan barrevoets, en uw keel van dorst. Maar gij
hebt voorts gezegd: ’Het is hopeloos! Neen, maar ik ben verliefd geworden op vreemden, en hen zal ik achternalopen.’ |
3099 |
Jr 2:26 |
Als
met de schaamte van een dief wanneer hij betrapt wordt, zo hebben die van het
Huis van Israël zich beschaamd gevoeld, zij, hun koningen, hun
vorsten en hun priesters en hun profeten. |
3304 |
Totaal GW 16007, overeenkomend met de GW van Lukas 22:10 >>
Hij nu zei tot
hen: Zie, wanneer jullie de stad zijn binnengegaan, zal jullie een mens
tegemoetkomen die een aarden vat water torst; volgt hem in het huis waar hij
binnengaat.
Jr 4:1 |
Indien gij zoudt willen terugkeren, o Israël, luidt het woord van YHWH, dan moogt gij tot mij terugkeren. En indien gij uw gruwelen wegdoet uit mijn ogen, dan zult gij niet als vluchteling gaan. |
4076 |
Jr 4:2 |
En [indien] gij zult zweren: Zo waar YHWH leeft, in waarheid, in gerechtigheid en in rechtvaardigheid, dan zullen de Heidenvolken zich in hem werkelijk zegenen en in hem zich beroemen. |
3154 |
Jr 4:3 |
Want dit spreekt YHWH tot de mannen van Juda en tot Jeruzalem: Ploegt u bebouwbaar land en blijft niet tussen doorns zaaien. |
2928 |
Jr 4:4 |
Laat u voor YHWH besnijden en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn woede niet losbarst net als een vuur en het onuitblusbaar brandt, vanwege de slechtheid uwer handelingen. |
4976 |
Wat een betekenisvolle oproep aan het huidige Israël!
De GW van dit tekstdeel is 15134, treffend overeenkomend met de strekking van Rm 8:32, ook met GW 15134.
YHWH Elohim gaf zijn Zoon als verzoenend offer voor de hele mensheid >> Hoe zal hij, die zelfs de eigen Zoon niet spaarde maar hem voor ons allen overgaf, ons ook niet met hem alle dingen goedgunstig schenken?
Ik zag het land, en zie! Leeg en woest. En de hemel, zijn licht was niet meer. |
||
Ik zag de bergen, en zie! Ze schudden, en de heuvels werden alle geschokt. |
||
Ik zag, en zie! Er was geen aardse mens, en de vliegende schepselen van de hemel waren alle gevlucht. |
Vers 23 is zeer betekenisvol. Waarom?
a.) Omdat de uitdrukking leeg en woest ook wordt aangetroffen in Genesis 1:2.
Want aldaar wordt de situatie met betrekking tot de aarde geschetst, qua tijd ver vóór er sprake was van de zes scheppingsperiodes >> De aarde nu was leeg en woest en er was duisternis op het oppervlak van [de] waterdiepte; en Gods geest bewoog over het oppervlak der wateren.
b.) Omdat in de context van Jr 4:23 sprake is van een oordeel door YHWH Elohim over Israël als een natie die van hem afvallig was geworden. Zie maar het voorafgaande vers (22): Want mijn volk is dwaas. Van mij hebben zij geen notitie genomen. Zij zijn onwijze zonen; en zij zijn niet degenen die verstand hebben. Wijs zijn zij om kwaad te doen, maar om goed te doen hebben zij feitelijk geen kennis.
Bijgevolg is de conclusie dat de aarde, voorafgaand aan de zes scheppingsperiodes, onder een oordeel van God verkeerde. En de grote vraag is uiteraard: Waarom kon dat gebeurd zijn?
Vrij algemeen wordt geopperd dat die deplorabele toestand alles te maken zou hebben gehad met de afvalligheid van één van Elohims geestelijke zonen; hij die later bekend kwam te staan als Satan [Tegenstrever] en Duivel [Lasteraar].
Dat grote kwaad van in verzet komen tegen God de Schepper moet dan in ieder geval plaats hebben gevonden ná hetgeen er geschiedde waarover we in Job 38:7 lezen: Toen de morgensterren tezamen zongen, en al de zonen Gods jubelden van vreugde. Namelijk bij de gelegenheid dat de aarde gegrondvest werd (vers 4).
Maar die opvatting lijkt in het licht van Ezechiël 28 moeilijk stand te houden, aangezien we daar lezen dat Satan in de Hof van Eden heeft verkeerd in de positie van beschuttende cherub, en pas daarna tot opstand tegen God verviel >> Je was onberispelijk in je wegen vanaf de dag dat je geschapen werd; totdat er onrechtvaardigheid in je werd gevonden.
Bijgevolg blijft het onduidelijk waarom de aarde, voorafgaand aan de zes scheppingsperiodes, kennelijk onder een oordeel verkeerde.
GW 6809 ≈≈ 2Kn 10:24. Zeer zeker interessant omdat in dat Schriftdeel absoluut sprake is van een oordeel. En bovendien een oordeel in typologische zin. Wat destijds olv Jehu geschiedde zal zeker in de Eindtijd een grotere vervulling hebben tav alle moderne Baälisten >> Ten slotte gingen zij naar binnen om slachtoffers en brandoffers op te dragen, en Jehu stelde buiten tachtig man op over wie hij kon beschikken en zei vervolgens: Wat de man betreft die ontsnapt van de mannen die ik in jullie handen lever, de ziel van de een zal voor de ziel van de ander in de plaats gesteld worden.
2Kr 8:11 >> En Farao’s dochter werd door Salomo uit de Stad van David opgehaald naar het huis dat hij voor haar had gebouwd, want hij zei: Ofschoon zij een vrouw van mij is, dient zij niet in het huis van David, de koning van Israël, te wonen, want de plaatsen waar de ark van YHWH gekomen is, zijn iets heiligs.
Ef 3:2 >> Indien jullie tenminste hebben gehoord van het beheer van de liefderijke gunst Gods, welke mij met het oog op jullie gegeven werd.
In verband met het mogelijke oordeel waarvan in Gn
1:2 sprake lijkt te zijn, willen we nog wijzen op Nahum waarin ook melding
wordt gemaakt van leegte en verlatenheid >>
Ninevé geleek, zolang het
bestond, een vijver vol wateren. Maar nu vloeien ze weg. Staat stil! Staat
stil! Maar niemand keert zich om. |
||
Rooft zilver; rooft goud. Er is geen einde aan de
uitstalling, aan de overvloed van allerlei kostbaarheden. |
||
Leegte en verlatenheid; verwoesting! Verslagen harten,
knikkende knieën, hevige pijnen in alle heupen. En de gezichten van allen hebben
een gloed gekregen. |
GW 5584
≈≈ 1Kn 18:36 >> Nu gebeurde het op de tijd
waarop het graanoffer opstijgt, dat de profeet Elia
naderbij trad en zei: YHWH, de God van Abraham, Isaäk en Israël, laat het heden
bekend worden dat gij God zijt
in Israël en dat ik uw knecht ben en dat ik door uw woord al deze dingen heb
gedaan.
Hn 26:28 >> Maar Agrippa zei tot Paulus: Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te worden.
Hb 4:5 >> En daarom
wederom: Indien zij in mijn rust zullen ingaan.
De GW 2701 van
vers 10 is ook die van Gn 1:1 >> In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Het lijkt er daarom op dat YHWH Elohim ons in Nahum 2
wil terugleiden naar het scheppingsverslag in Genesis 1.
Dat zou niet onlogisch zijn, want in vers 2 van Gn 1 lezen we blijkbaar over een vroege ramp in de
ontstaansgeschiedenis van de hemel en de aarde >> De aarde nu was leeg en woest en er was duisternis op
het oppervlak van [de] waterdiepte; en Gods geest bewoog over het oppervlak der wateren.
Gezegend
de man die op YHWH vertrouwt, en wiens vertrouwen YHWH is geworden. |
||
Hij
zal worden als een boom geplant bij de wateren, die
zijn wortels uitslaat vlak bij de waterloop; hij zal niet merken wanneer er
hitte komt, zijn loof blijft groen. Een jaar van droogte deert hem niet, noch
zal hij nalaten vrucht te dragen. |
GW 7411
≈≈ Hn 23:24 >> Zorgt ook voor lastdieren, opdat zij Paulus
kunnen laten rijden en hem veilig naar de stadhouder Felix
kunnen overbrengen.
Want dit heeft YHWH gezegd: In overeenstemming met de vervulling van zeventig jaar te Babylon zal ik mijn aandacht op jullie richten, en ik wil jegens jullie mijn goede woord bevestigen, door jullie naar deze plaats terug te brengen. |
||
Want ikzelf weet heel goed welke gedachten ik jegens jullie koester, luidt het woord van YHWH, gedachten van vrede, en niet van rampspoed, om jullie een toekomst en een hoop te geven.
GW 6470 ≈≈ Mt 11:24 >> Daarom zeg ik jullie: Het zal voor het land van Sodom draaglijker zijn op de Oordeelsdag dan voor jullie.
|
GW 11317 ≈≈ Lk 2:35 >> Ook zal door je eigen ziel een zwaard gaan, opdat de overwegingen uit vele harten blootgelegd worden.
Hn 10:3 >> Zo omstreeks het negende uur van de dag zag hij duidelijk in een visioen een engel van God bij zich binnenkomen, die tot hem zei: Cornelius!
Jk 1:19 >> Weet echter wel, mijn geliefde broeders, ieder mens moet vlug zijn om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn.
En jullie zullen mij stellig roepen en komen en tot mij bidden, en ik wil naar jullie luisteren. |
||
En jullie zullen mij werkelijk zoeken en vinden, want jullie zullen mij zoeken met heel jullie hart. |
||
En ik wil mij door jullie laten vinden, luidt het woord van YHWH. En ik wil jullie gevangenenschaar vergaderen en jullie bijeenbrengen uit al de Heidenvolken en uit al de plaatsen waarheen ik jullie verdreven heb, luidt het woord van YHWH. En ik wil jullie terugbrengen naar de plaats vanwaar ik julie in ballingschap heb doen gaan.
GW 9663 ook in Jh 13:27 >> En na de bete voer Satan voorts in hem. Daarom zei Yeshua tot hem: Wat je doet, doe dat met nog meer spoed.
|
GW 16257 ≈≈ Mt 1:17 >> Alle geslachten dan van Abraham tot David waren veertien geslachten, en van David tot de wegvoering naar Babylon veertien geslachten, en van de wegvoering naar Babylon tot de Mashiach veertien geslachten.
GW 11507 ≈≈ Hn 19:36 >> Aangezien deze dingen daarom onbetwistbaar zijn, betaamt het jullie rustig te blijven en niet overijld te handelen.
Rm 10:3 >> Daar zij namelijk onwetend zijn van Gods rechtvaardigheid en de eigen rechtvaardigheid tot stand proberen te brengen, onderwerpen zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God.
Fp 2:15 >> Opdat jullie onberispelijk en ongeschonden mogen worden, onbesproken kinderen van God te midden van een krom en verdraaid geslacht, onder wie jullie schijnen als lichtbronnen in de wereld.
Jr 30:1 |
Het woord dat van YHWH tot Jeremia kwam,
luidde: |
1772 |
Jr 30:2 |
Dit heeft YHWH, de God van Israël, gezegd:
Schrijf al de woorden die ik tot u wil spreken, voor
u op in een boek. |
3883 |
Jr 30:3 |
Want, zie! er komen dagen, is de uitspraak
van YHWH, en ik zal stellig de gevangenen van mijn volk, Israël en Juda,
vergaderen, heeft YHWH gezegd, en ik wil hen terugbrengen
naar het land dat ik hun voorvaders gegeven heb, en zij zullen het stellig
weer in bezit nemen. |
6608 |
Jr 30:4 |
En dit zijn de woorden die YHWH tot Israël
en tot Juda gesproken heeft. |
1675 |
GW 13938 ≈≈
Rm 11:2
God verstiet zijn volk dat hij tevoren kende
niet. Of weten jullie niet wat de Schrift zegt omtrent
Elia? Zoals hij bij God pleit tegen Israël.
Jr 30:5 |
Want
dit heeft YHWH gezegd: Het geluid van beving hebben wij gehoord, angst, en er
is geen vrede. |
1676 |
Jr 30:6 |
Vraagt
alstublieft en ziet of een man baart. Waarom dan heb ik iedere fysiek sterke
man gezien met zijn handen op zijn lendenen als een barende vrouw, en zijn
alle aangezichten bleek geworden? |
3051 |
Jr 30:7 |
Wee!
Want groot is die dag, zodat geen andere eraan gelijk is, en het is de tijd
van benauwdheid voor Jakob. Maar hij zal zelfs daaruit worden gered. |
1870 |
En indien jullie mijn inzettingen
zullen verwerpen, en indien jullie ziel een afschuw zal hebben van
mijn rechterlijke beslissingen, zodat jullie niet al mijn geboden
doen en zo mijn verbond verbreekt…
Zie het commentaar
op Jeremia 30.
Jr 30:6 |
Vraagt
alstublieft en ziet of een man baart. Waarom dan heb ik iedere fysiek sterke
man gezien met zijn handen op zijn lendenen als een barende vrouw, en zijn
alle aangezichten bleek geworden? |
3051 |
Jr 30:7 |
Wee!
Want groot is die dag, zodat geen andere eraan gelijk is, en het is de tijd
van benauwdheid voor Jakob. Maar hij zal zelfs daaruit worden gered. |
1870 |
Jr 30:8 |
En
het moet geschieden op die dag, is de uitspraak van YHWH der legerscharen,
dat ik iemands juk van uw hals zal verbreken, en uw banden zal ik in tweeën
scheuren, en vreemden zullen hem niet meer als knecht uitbuiten. |
3556 |
GW 8477 ≈≈ Jh 10:34 >> Yeshua antwoordde hun: Staat er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: Gij zijt goden?
Jr 30:8 |
En
het moet geschieden op die dag, is de uitspraak van YHWH der legerscharen, dat
ik iemands juk van uw hals zal verbreken, en uw banden zal ik in tweeën
scheuren, en vreemden zullen hem niet meer als knecht uitbuiten. |
3556 |
Jr 30:9 |
En
zij zullen stellig YHWH, hun God, dienen en David, hun koning, die ik voor hen
zal verwekken. |
1884 |
GW 5440 ≈≈ 1Kr
28:17
en Fp
2:14 >>
Doet
alles zonder morren en discussies.
In die tijd, spreekt YHWH, zal ik God worden voor al de families van Israël; en wat hen betreft, zij zullen mijn volk worden. |
||
Dit heeft YHWH gezegd: Het volk bestaande uit overlevenden van het zwaard heeft gunst gevonden in de wildernis, toen Israël voorttrok om zijn rust te krijgen. |
||
Van verre is YHWH aan mij verschenen [zeggend]: En met een liefde voor altijd heb ik u liefgehad. Daarom heb ik u getrokken met liefderijke goedheid. |
GW 7674 ≈≈ Mr 14:16 >> Hierop gingen de discipelen heen, en zij kwamen in de stad en vonden het precies zoals hij hun had gezegd; en zij bereidden het Pascha.
Jr 31:21 |
Richt
u wegtekens op. Plaats u wegwijzers. Zet uw hart op de hoofdweg, de
weg die gij zult moeten gaan. Keer terug,
o maagd van Israël. Keer terug tot deze steden van u. |
5655 |
Jr 31:22 |
Hoe
lang zult gij u her- en derwaarts wenden,
o afkerige dochter. Want YHWH schept iets nieuws op de aarde: Vrouwelijk zal
manlijk omvangen. |
3960 |
GW 9615 ≈ 1Ko 8:13.
Daarom, indien voedsel mijn broeder doet struikelen, zal ik in der eeuwigheid geen vlees meer eten, opdat ik mijn broeder niet tot struikelen breng.
Jr 31:21 |
Richt
u wegtekens op. Plaats u wegwijzers. Zet uw hart op de hoofdweg, de weg
die gij zult moeten gaan. Keer terug, o maagd
van Israël. Keer terug tot deze steden van u. |
5655 |
Jr 31:22 |
Hoe
lang zult gij u her- en derwaarts wenden,
o afkerige dochter. Want YHWH schept iets nieuws op de aarde: Vrouwelijk zal
manlijk omvangen. |
3960 |
Jr 31:23 |
Dit
heeft YHWH der legerscharen, de God van Israël, gezegd: Zij zullen nog dit woord zeggen in het land Juda en in zijn steden, wanneer ik hun gevangenen zal vergaderen: Moge
YHWH u zegenen, o rechtvaardige woonplaats,
o heilige berg. |
5577 |
GW 15192 ≈ 2Ko 1:1.
Paulus, een apostel van Messias Jezus door Gods wil, en Timotheüs de broeder, aan de Gemeente van God die in Korinthe is, tezamen met al de heiligen die in heel Achaje zijn.
Hoe
lang zult gij u her- en derwaarts wenden,
o afkerige dochter. Want YHWH schept iets nieuws op de aarde: Vrouwelijk zal
manlijk omvangen. |
||
Dit
heeft YHWH der legerscharen, de God van Israël, gezegd: Zij zullen nog dit woord zeggen in het land Juda en in zijn steden, wanneer ik hun gevangenen zal vergaderen: Moge
YHWH u zegenen, o rechtvaardige woonplaats,
o heilige berg. |
||
En
daarin zullen Juda en al zijn steden stellig tezamen
wonen, landbouwers en zij die met de kudde zijn uitgetrokken. |
GW 11007 ≈≈ Lk 9:36. Als onderdeel van het verslag over het transfiguratievisioen lezen we in vers 36 >>
En toen de
stem klonk, werd Yeshua alleen bevonden. En zij bewaarden het stilzwijgen en
maakten aan niemand iets bekend in die dagen van wat zij hadden gezien.
De spectaculaire gebeurtenis dat vrouwelijk manlijk zal omvangen, gaat dus al plaats vinden in Yeshua’s paroesie! Hoe moeten wij eea duiden??
Helder is dat er op etnisch Israël profetisch een beroep wordt gedaan om zich weer tot haar echtgenoot YHWH te keren, en zich niet langer tot andere "Baäls" te wenden.
Bovendien moeten we bedenken dat dit een passage is binnen hoofdstuk 31, het hoofdstuk waarin het Nieuwe Verbond wordt aangekondigd (de vv. 31 t/m 34), dat bedoeld is om als een hernieuwd huwelijksverbond te dienen.
Nu reeds weten wij bij voorbaat dat een getrouwe Rest op grond van die regeling tot een hernieuwde relatie zal geraken met YHWH God.
We lezen ook Want YHWH schept iets nieuws op de aarde: Vrouwelijk zal manlijk omvangen.
YHWH gaat dus in de Eindtijd iets totaal nieuws op aarde ‘scheppen’. Het zou ons niet verbazen als het nieuwe gezien moet worden in het licht van Genesis 1:27b, waar de oorspronkelijke tweedeling van de eerste mens beschreven wordt. Het lijkt er op dat die aanvullende scheppingsdaad – waarover wordt uitgeweid in Genesis 2:21-22 - zal worden ‘teruggedraaid’. Zie ook >> De schepping in barensnood.
Jr 31:31 |
Zie! Er
komen dagen, verzekering van YHWH, dat ik met het Huis van Israël en met
het Huis van Juda een Nieuw Verbond zal sluiten. |
4098 |
Jr 31:32 |
Niet
één gelijk het Verbond dat ik met hun voorvaders heb
gesloten, op de dag dat ik hen bij de hand vatte om hen uit het land
Egypte te leiden; mijn Verbond dat zij verbroken hebben, terwijl ik hen als
echtgenoot bezat. |
6414 |
GW 10512 ≈ Mt 8:3; Hn 14:2; 2Ko 5:18.
Daarop strekte hij [de] hand uit, raakte hem aan en zei: „Ik wil het. Word rein.” (Mt 8:3).
Maar de Joden die niet geloofden, hitsten de zielen der mensen uit de natiën op en beïnvloedden hen ten kwade tegen de broeders (Hn 14:2).
Maar alle dingen uit God die ons met zichzelf verzoende door [de] Messias, en die ons de bediening der verzoening gaf (2Ko 5:18).
Jr 31:33 |
Maar
dit is het Verbond dat ik na die dagen met het Huis van Israël zal
sluiten, luidt het woord van YHWH: Ik zal mijn wet in hun binnenste
leggen, en die in hun hart schrijven. En ik zal hun tot
God zijn en zíj zullen mij tot volk zijn. |
8198 |
Jr 31:34 |
En
zij zullen niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren, door
te zeggen: Kent YHWH, want zij allen zullen mij kennen, van de kleinste tot
de grootste onder hen, luidt het woord van YHWH. Want ik zal hun
ongerechtigheid vergeven, en hun zonde zal ik niet meer gedenken. |
5061 |
GW 13259 ≈ Mt 5:13; 2Tm 1:8.
GIJ zijt het zout der aarde; maar indien het zout zijn kracht verliest, hoe zal het dan zijn zoutheid terugkrijgen? Het is nergens meer bruikbaar voor dan om naar buiten geworpen te worden ten einde door de mensen te worden vertrapt (Mt 5:13).
Schaam
je dan niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, zijn gevangene,
maar lijd mede kwaad voor het Evangelie, naar kracht van God (2Tm 1:8).
In Jeremia 31 wordt op etnisch Israël profetisch een beroep gedaan om zich weer tot haar echtgenoot YHWH te keren, en zich niet langer tot andere "Baäls" te wenden (de vv 21, 22 en 23). Het Nieuwe Verbond dat hier wordt aangekondigd, is in dat verband bedoeld om als een hernieuwd huwelijksverbond te dienen tussen YHWH Elohim en zijn Vrouwnatie.
Nu reeds weten wij bij voorbaat dat slechts een getrouwe Rest op grond van die regeling tot een hernieuwde relatie zal geraken met YHWH God. Zie: Jesaja 10:5-34.
Bovendien komen we hier te weten dat YHWH Elohim iets totaal nieuws op aarde zal scheppen. Het zou niet vreemd zijn als het nieuwe gezien moet worden in het kader van het Nieuwe Verbond. De twee passages bevinden zich binnen een zelfde context.
Gezien Yeshua’s aankondiging in Lukas 20, dat er in het Millenniumrijk van de Messias niet meer gehuwd zal worden houden wij het zeker niet voor onmogelijk dat de oorspronkelijke tweedeling van de eerste mens, in manlijk en vrouwelijk zal worden ‘teruggedraaid’. Zie: De opstanding.
In de laatste Jaarweek voor Israël,
de 70ste, zullen, naar het ons toeschijnt
op grond van het bovenstaande, (bijna) ongelooflijk grootse gebeurtenissen gaan
plaats vinden. En om een en ander nog ‘dramatischer’ te laten schijnen, mogen
we op dit punt de lezer wellicht ook nog attenderen op de gematriastudie Rechter Ibzan.
Damaskus en Elam
Aangaande Damaskus: Hamath
en Arpad zijn beschaamd geworden,
want een slecht bericht hebben ze gehoord. Ze zijn uiteengevallen. In de zee
is angstige bezorgdheid; ze kan niet rustig blijven. |
||
Damaskus heeft de moed verloren. Ze is op de
vlucht geslagen, en louter paniek heeft haar bevangen. Ja, benauwdheid en
weeën hebben haar aangegrepen, zoals bij een barende vrouw. |
||
Hoe komt het dat de roemrijke stad niet verlaten
is, de stad van uitbundige vreugde? |
||
Daarom zullen haar jonge mannen vallen op haar
openbare pleinen, en al de krijgslieden zullen op die dag tot zwijgen worden
gebracht, luidt het woord van YHWH der legerscharen. |
||
En ik wil een vuur ontsteken op de muur van
Damaskus, en het zal stellig de woontorens van Ben-Hadad
verslinden. |
De totale GW van die vijf verzen bedraagt 13546, wat overeenkomt met de GW van Hn 13:8 >>
Maar Elymas, de tovenaar - zo wordt zijn naam in feite vertaald -
ging hen tegenwerken en probeerde de proconsul van het geloof af te
keren.
Naar de toekomst toe laat ons dat zien dat de ondergang van Damaskus zal geschieden ten tijde van demoneninvloed. Daarbij denken we dan uiteraard aan het verschijnen van de demonische Antichristelijke Eindtijdmacht!
Mochten de gebeurtenissen zich ontvouwen zoals
hierboven is aangegeven, dan lijkt het onwaarschijnlijk dat Damaskus nog vóór
de Opname van de Gemeente wordt verwoest. De verwoestende macht kan immers pas
verschijnen ná de Opname!
Opmerkelijk is dat de GW 13546 ook die is van Psalm 19:1-6 >>
1.) << 2336 >> De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen.
2.) << 1164 >> De ene dag na de andere dag doet spraak opwellen, en de ene nacht na de andere nacht spreidt kennis tentoon.
3.) << 1303 >> Er is geen spraak, en er zijn geen woorden; geen stem van hun zijde wordt gehoord.
4.) << 2448 >> Over heel de aarde is hun meetsnoer uitgegaan, en tot het uiteinde van het productieve land hun uitspraken. Daarin heeft hij een tent geplaatst voor de zon,
5.) << 2517 >> en deze is als een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt; ze verheugt zich uitbundig als een sterke man om in een baan te lopen.
6.) << 3778 >> Van het ene uiteinde van de hemel gaat ze uit, en haar omloop reikt tot het uiteinde ervan; en niets is verborgen voor haar hitte.
Totaal 13546.
Niet minder opmerkelijk is het feit dat de volgende 8 vv (7 tm 14 >> 4369+2816+2620+2256+1404+2208+2724+1442) de GW 19839 hebben, welke overeenkomt met die van Hn 7:42, alwaar wederom een verwijzing is naar het heir der hemelen >>
Daarom
keerde God zich af en gaf hen over om heilige dienst voor het heerleger
van de hemel te verrichten, zoals geschreven staat in het boek der profeten: ’Hebben
jullie mij soms veertig jaar lang in de wildernis offerdieren en
slachtoffers gebracht, Huis van Israël?
En ik wil de Elamieten verbrijzelen voor het aangezicht van hun vijanden en voor het aangezicht van degenen die hun ziel zoeken, en ik wil een rampspoed over hen brengen, mijn brandende toorn, luidt het woord van YHWH. En ik wil hun het zwaard achterna zenden totdat ik hen uitgeroeid zal hebben. |
||
En ik wil mijn troon in Elam zetten en ik wil daaruit de koning en de vorsten verdelgen, luidt het woord van YHWH. |
||
En het zal stellig geschieden in het laatst der dagen, dat ik de gevangenen van Elam zal vergaderen luidt het woord van YHWH. |
GW 12075 ≈≈ Jh 21:1 >> Na deze dingen vertoonde Yeshua zich wederom aan de leerlingen bij de zee van Tiberias; maar hij vertoonde zich als volgt.
En Hn 13:42 >> Toen zij nu naar buiten gingen, verzochten de mensen voorts dringend dat er de volgende sabbat over deze zaken tot hen gesproken zou worden.
-.-.-.-
-.-.-.-