Jeremia 51
Het woord dat de profeet Jeremia gebood aan Seraja, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, toen deze met Zedekia, de koning van Juda, naar Babel ging in het vierde jaar dat hij koning was; en Seraja was de kwartiermeester. |
||
En Jeremia ging ertoe over in één boek al de rampspoed te schrijven die over Babel zou komen, ja, al deze woorden die tegen Babel geschreven zijn. |
GW 10577 ≈≈ Op 11:3 >> En ik zal aan mijn twee getuigen [opdracht] geven en zij zullen, gehuld in zakkleding, 1260 dagen profeteren.
Qua tijd verkeren we hier bij de helft van de 70ste Jaarweek.
Zie commentaar op Op 11:3-4.
En Jeremia ging ertoe over in één boek al de rampspoed te schrijven die over Babel zou komen, ja, al deze woorden die tegen Babel geschreven zijn. |
||
Voorts zei Jeremia tot Seraja: Zodra gij te Babel komt en werkelijk ziet, dan moet gij al deze woorden voorlezen. |
GW 7322 ≈≈ Lk 1:25 >> Aldus heeft de Heer aan mij [Elisabet] gedaan in de dagen waarin hij op mij neerzag, om mijn smaad onder [de] mensen weg te nemen.
En 1Ko 12:26 >> En als één lid lijdt, lijden alle leden mee; als één lid wordt verheerlijkt, verheugen alle leden zich mee.
En gij moet zeggen: YHWH, gijzelf hebt tegen deze plaats gesproken, om haar af te snijden, zodat er geen inwoner meer in blijkt te zijn, hetzij mens of zelfs huisdier, maar dat ze tot onbepaalde tijd niets dan verlaten woestenijen wordt. |
||
En het moet geschieden dat wanneer gij klaar zult zijn met het lezen van dit boek, gij er een steen aan zult binden, en gij moet het midden in de Eufraat werpen. |
GW 10126 ≈≈ Mt 13:21 >> Hij heeft echter geen wortel in zich, maar blijft een tijdlang, en nadat er wegens het woord verdrukking of vervolging is ontstaan, wordt hij terstond tot struikelen gebracht.
Lk 17:3 >> Slaat acht op jezelf. Als je broeder zondigt, berisp hem; en als hij berouw heeft, vergeef hem.
Jh 1:26 >> Johannes antwoordde hun en zei: Ik doop in water. In jullie midden staat iemand die jullie niet kennen.
En het moet geschieden dat wanneer gij klaar zult zijn met het lezen van dit boek, gij er een steen aan zult binden, en gij moet het midden in de Eufraat werpen. |
||
En gij moet zeggen: Zo zal Babel wegzinken en nooit weer opstaan wegens de rampspoed die ik over haar breng; en zij zullen zich stellig afmatten. Tot zover de woorden van Jeremia. |
GW 8865 ≈≈ Jh 13:7 >>
En Hb 13:18 >>